Niveau: niveau 1

Hoe werkt het?

Welkom bij deze verkenning! Lees de informatie op deze pagina rustig door voordat je start met de verkenning. Wat weet jij over pragmatiek? In deze verkenning kijk je hoe het kan dat het er niet altijd om gaat wat iemand precies zegt, maar hoe ook de context bepaalt hoe iemand uiteindelijk begrepen wordt. Dat noemen we de studie van de pragmatiek van taal.

Wat ga je leren?
Deze verkenning over pragmatiek is onderdeel van PlusNederlands Lab. In vijf stappen verken je een deel van het onderzoeksgebied van de taalkunde dat zich hiermee bezighoudt. Je maakt kennis met het verschil tussen semantiek en pragmatiek, en leert zo begrijpen dat de letterlijke betekenis van een boodschap niet altijd overeenkomt met de bedoeling van de spreker. We bekijken hoe gesprekspartners meestal samenwerken om de communicatie toch zo succesvol mogelijk te maken.

Wat moet je doen?
In elke stap van deze verkenning staat een ander onderwerp centraal. Elke stap bevat bijbehorende opdrachten die je kan maken door het raadplegen van de theorie die aangeboden wordt, de websites die als links toegevoegd zijn en de filmpjes die erbij staan. Alle uitwerkingen van de opdrachten noteer je in een Word-document. Deel je document in aan de hand van de opdrachten. Werk bijvoorbeeld met aparte subtitels en alinea’s voor de verschillende taken en voorzie die van het opdrachtnummer. Uiteindelijk voeg je alle opdrachten samen in één portfolio, dat ook het eindproduct van deze verkenning bevat. Het portfolio lever je in bij je docent Nederlands.

Is er ondersteuning?
In elke stap worden voldoende theorie en handvatten gegeven om de bijbehorende opdrachten te maken. Na het doorlopen van een stap kun je op ‘volgende’ klikken om door te gaan of op ‘vorige’ om nog eens terug te kijken naar wat eerder aan bod kwam. Materiaal dat je al hebt geraadpleegd blijft beschikbaar voor herlezing en natuurlijk kun je ook jouw eerder uitgewerkte opdrachten gebruiken in de stappen die volgen. In de opdrachten zelf vind je telkens tips en links die je op weg helpen. De opdrachten bieden je handvatten om je te helpen. Je hoeft de documenten natuurlijk niet verplicht te gebruiken, maar als je ergens niet helemaal zelfstandig uitkomt en graag extra ondersteuning wilt, dan zijn ze gemakkelijk te raadplegen.

Aan de slag!
Zodra je op de button hieronder klikt, kom je terecht in Stap 1. PlusNederlands Lab wenst je veel plezier en succes!

Wie maakte dit?
Deze Verkenning is gebaseerd op resultaten van studenten die in 2020 deelnamen aan een Masterlanguage cursus van de Universiteit Leiden en Utrecht: Romy Blok, Lindi Boeije, Julia Oostdam, Maarten Zwaal.

Ga naar stap 1

Stap 1:

Bij het vak Nederlands staat taal, en specifiek de Nederlandse taal, centraal. Maar wat is taal nou eigenlijk? Hoewel er ontzettend veel definities van taal kunnen worden gegeven, zijn drie kenmerken ontzettend belangrijk voor de menselijke taal. Allereerst kan taal omschreven worden als een gestructureerd systeem dat bestaat uit klanken en tekens, die op hun beurt weer woorden en zinnen vormen. Ten tweede heeft taal een belangrijke functie: mensen gebruiken taal om met elkaar te kunnen communiceren. Dit brengt ons tot het derde belangrijke kenmerk van taal, namelijk de betekenis. Met behulp van taal zijn mensen in staat een boodschap over te brengen. Zo kun je over iets te praten wat op dat moment niet zichtbaar is, maar zal degene tegen wie je praat door taal kunnen begrijpen wat je beschrijft.

In deze verkenning ga je je vooral bezighouden met de laatste twee kenmerken van taal, namelijk communicatie en betekenis. Een interessant aspect van taal die invloed heeft op communicatie en betekenis is dat taal over het algemeen niet neutraal is. De werkelijkheid kan door een spreker op meerdere manieren gepresenteerd worden. Zo kan een spreker bijvoorbeeld zeggen dat een glas half leeg is, maar hij kan net zo goed zeggen dat het glas halfvol is. De luisteraar kan op zijn beurt de boodschap van de spreker minstens op deze twee manieren – en misschien nog wel veel meer – betekenis geven. Aan de hand van de volgende opdracht ga je ervaren dat betekenis die de spreker aan woorden denkt te geven, niet altijd overeen hoeft te komen met de betekenis die een toehoorder aan die woorden geeft. En hoe komt dat dan?

Opdrachten

Opdracht 1

Bekijk bovenstaande afbeelding.
a. Krijgt de vrouw het antwoord dat ze wil?
b. Hoe kan de vrouw haar vraag anders formuleren zodat ze het antwoord krijgt dat ze wil?
c. Met welke soort vraag heb je er de meeste garantie op dat je antwoord krijgt dat je wilt hebben?

Opdracht 2
Wat iemand zegt, hoeft niet altijd precies zo begrepen te worden. Dat kan onder andere komen omdat mensen niet altijd letterlijk bedoelen wat ze zeggen. Er in het dagelijkse leven talloze voorbeelden te vinden van uitingen waarbij de letterlijke betekenis afwijkt van de bedoeling van de spreker. En spreker en toehoorder elkaar vaak toch begrijpen, en dus de letterlijke betekenis negeren.

a. Lees een deel van een artikel uit Trouw van Loes Smit.
b. Doe nu zelf een onderzoek. Loes Smit heeft het in haar artikel over de zogenaamde “‘u mag’-formule”, die tot het ziekenhuisjargon lijkt te horen. Ga na of er op jouw school vergelijkbare formules gebruikt worden door docenten. Dus veelgebruikte zinnen waarbij de bedoeling van de taaluiting anders dan de letterlijke betekenis. Noteer de zinnen en leg uit waarom die zinnen volgens jou behoren tot het soort formules dat Smit noemt.

Opdracht 3
Je hebt nu gezien dat een taaluiting op verschillende manieren bedoeld en geïnterpreteerd kan worden, bijvoorbeeld in het geval van het gebruik van formules. De verschillen tussen bedoeling en interpretatie hoeven niet tot communicatieproblemen te leiden. Ze kunnen verklaard worden door twee verschillende taalkundige domeinen, namelijk semantiek en pragmatiek. In de volgende twee opdrachten ga je leren leren wat het verschil tussen deze twee domeinen is, om te zien hoe ze elkaar in verklarende kracht aanvullen.

Lees een deel van een artikel dat geschreven is door Marc van Oostendorp (gepubliceerd op de website www.neerlandistiek.nl)en beantwoord de vragen onder het artikel.

a. Marc van Oostendorp gaat in op de verschillende betekenissen die een zin kan hebben. Leg in eigen woorden uit wat het verschil tussen een semantische en een pragmatische betekenis is.
b. Bedenk zelf 3 zinnen die zowel een pragmatische als een semantische betekenissen/antwoorden kunnen hebben. Maak bij elke zin een kort verhaaltje waar uit de context de andere betekenis van de zin afgeleid kan worden. Schrijf bij elk verhaaltje op welke betekenis de semantische betekenis is en welke de pragmatische betekenis is.

Opdracht 4
Bekijk deze kaartjes, afkomstig uit het spel Geen Ja, Geen Nee. In het spel beantwoordt de ondervraagde speler de vragen zonder “ja” of “nee” te zeggen. De kaarten bevatten voornamelijk vragen waarop de speler alleen bevestigend of ontkennend kan antwoorden. Daarnaast zijn er ook een aantal ‘afleidingsvragen’ waar de speler naar een definitie of uitleg gevraagd wordt, of waar de speler voor een keuze gesteld wordt.




Deze vraag kun je alleen, of met een medeleerling beantwoorden:

a. Bekijk bovenstaande kaartje. Noteer de ‘afleidingsvragen’. Op welke vragen kan de speler niet bevestigend (bijvoorbeeld: ja, wel, klopt) of ontkennend (bijvoorbeeld: nee, niet, onjuist) antwoorden?
b. Noteer voor elke vraag wat voor soort antwoord er van de speler verlangt wordt. Kies uit:

  • bevestiging of ontkenning (bijvoorbeeld: ja, wel, klopt, nee, niet of onjuist)
  • keuze (optie a of optie b)
  • definitie
  • uitleg

Valt jouw antwoord niet in een van bovenstaande categorieën, geef dan aan in welke categorie het antwoord volgens jou past.
c. Zijn er op de twee kaartjes vragen die de spreker anders kan bedoelen dan wat hij letterlijk zegt? Zo ja, noteer welke vragen dit zijn en licht toe op welke manier de vraag bedoeld kan zijn.
d. Voor de volgende opdracht is het de bedoeling dat jij en je partner een variant maken van het spel Geen Ja, Geen nee. Net als bij het originele spel moeten jullie een kaartje maken met tien vragen. De vragen die jullie bedenken moeten echter aan één eis voldoen: op de vraag moet zowel een semantisch als een pragmatisch antwoord gegeven kunnen worden. Een voorbeeld is de vraag: “Weet je hoe laat het is?”. Het semantische (letterlijke) antwoord op de vraag luidt “ja”. Het pragmatische antwoord kan luiden: “drie uur”. Schrijf voor elke vraag op wat het semantische antwoord en wat het pragmatische antwoord kan zijn.
(Optie: verzamel alle gemaakte kaartjes en speel het spel klassikaal).

Opdracht 5
Je hebt gezien dat een zin meerdere betekenissen kan hebben. Een zin helder, duidelijk en/of concreet formuleren om zoveel mogelijk uit te sluiten dat er meerdere betekenissen aan kunnen worden gegeven, is lastig. Vaag taalgebruik komt veel vaker voor dan eenduidig taalgebruik, en toch kunnen we daarmee omgaan omdat die vaagheid ook op een bepaalde manier georganiseerd en beregeld is: we zijn gewend aan vaagheid omdat ook taalvaagheid een zekere logica heeft. Hoe zit dat?

Lees het artikel ‘De logica van vaag taalgebruik’ van Anna Tuenter

a. Hoogleraar Robert van Rooij stelt in het artikel dat alles wat we over onze belevingswereld zeggen vaag is. Ben jij het hiermee eens? Leg uit waarom je het hier wel of niet mee eens bent.
b. Uit het artikel blijkt dat betekenis geven aan vage uitspraken nog steeds lastig verklaard kan worden binnen de logica. Van Rooij en zijn collega’s hebben een theorie bedacht die een mogelijke verklaring biedt. Op welke twee manieren kan er volgens Van Rooij en zijn collega’s betekenis worden gegeven aan vaag taalgebruik?
c. Op welke manier willen Van Rooij en zijn collega’s testen of iemand vooral de semantiek of de pragmatiek gebruikt voor het toewijzen van een betekenis?
d. Noem minstens één argument waarom mensen eerder een pragmatische betekenis aan vaag taalgebruik zouden geven dan een semantische betekenis.
e. Denk je dat dit alleen voor vaag taalgebruik geldt, of voor taalgebruik in het algemeen? Leg uit waarom je dat denkt.

Opdracht 5
De krant Trouw heeft al een aantal jaar de rubriek ‘Taal’, waarin grammaticale geschillen, etymologische vraagstukken (over de herkomst van woorden) en andere taaltwijfels worden opgehelderd door Peter-Arno Coppen, hoogleraar Vakdidactiek, en Ton den Boon, woordenboekmaker en uitgever. In de volgende opdracht ga je aan de slag met twee van hun columns.

a. Lees eerst de column ‘Heeft elke taaluiting een echte betekenis, los van bedoeling of interpretatie?’ van Peter-Arno Coppen en lees daarna zijn column ‘Ligt de ware betekenis van een taaluiting in de bedoeling of interpretatie ervan?
Coppen stelt aan het einde van de tweede column de vraag of de ware betekenis van taaluitingen gelegen ligt in de interpretaties van de luisteraars of juist in die van de lezers. Schrijf een betoog van tenminste 400 woorden, waarin je hierin stelling neemt. Ligt de ware betekenis van taaluitingen volgens jou in de interpretatie van de luisteraar of in die van de lezer? Noem in je betoog minimaal twee argumenten die jouw mening ondersteunen en minimaal één tegenargument. Je mag argumenten uit beide columns en eerdere literatuur uit deze stap overnemen, verzin echter minimaal één argument zelf of geef zelf aanvullende voorbeelden.

Hulp-op-maat

Een goed betoog volgt altijd een vaste opbouw. De Taalwinkel, het online taaladviespunt van de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam, geeft op haar website stappen om een duidelijk gestructureerd betoog te schrijven. Hou voor het schrijven van je betoog in deze laatste opdracht van stap 1 de volgorde aan, zoals die wordt beschreven door De Taalwinkel. Dit is niet alleen voor jou overzichtelijker, maar ook voor de lezer.

In deze stap 1 heb je geleerd dat de letterlijke betekenis van woorden niet altijd overeenkomt met de bedoeling van de spreker en dat dat de interpretatie van een taaluiting afhankelijk is van de context. In de volgende stap ga je meer leren over menselijke communicatie en principes die regelen dat die communicatie meestal goed verloopt ondanks de problemen die we in deze stap 1 bespraken.

Stap 2:

Bij de vorige les heb je kennis gemaakt met pragmatiek. Je zag hier dat het voor kan komen dat de luisteraar in een gesprek een bepaalde zin anders kan opvatten dan de spreker van die zin bedoelde.

Opdrachten

Opdracht 1
Laten we nog eens bestuderen wat de oorzaak daarvan kan zijn.
a. Vorm tweetallen. Persoon 1 pakt pen en papier. Persoon 2 beschrijft nu zeer precies álles wat je moet doen om vanaf waar jullie zitten naar een kraan te lopen en je handen te wassen met zeep. Persoon 1 schrijft alles op wat persoon 2 zegt en volgt daarna precies deze stappen. Niet zelf nadenken! Persoon 1 volgt simpelweg alleen de aanwijzingen die op het papier staan.
b. Evalueer met elkaar of het gelukt is. Gaat iemand aan de hand van deze instructies inderdaad zijn of haar handen kunnen wassen?
c. Als je deze opdracht alleen doet, kijk dan naar dit filmpje. Evalueer de twee verschillende instructies die je langs ziet komen. Waarom werkt de een beter dan de ander?

Opdracht 2
Bij de vorige opdracht merkte je wellicht dat degene die de instructies volgt (de luisteraar) ook zelf moet nadenken en dingen moet gaan in- en aanvullen met de gedachte: ‘mijn gesprekspartner bedoelt het vast op deze manier’. Dat is een zogenaamde maxime: een richtlijn die taalgebruikers volgen (meestal zonder het te beseffen) als ze een gesprek voeren om als spreker en luisteraar samen te kunnen werken.

De taalkundige Paul Grice heeft vier hele belangrijke maximes beschreven. Kies twee van de onderstaande artikelen om in je eigen woorden te bschrijven:
− wat maximes zijn
− welke maximes er zijn en per maxime wat ze inhouden
− volgens welk principe deze maximes werken
Gebruik voor je beschrijving ongeveer één A4-tje, waarin je de drie vragen mét bijpassende voorbeelden beschrijft. Verwijs net als in een wetenschappelijk artikel naar het artikel waar je je gebaseerd hebt. Dit kun je doen door de APA-stijl toe te passen. Uit de tekst moet duidelijk worden welke twee bronnen je gebruikt hebt, wat eruit ziet als (Achternaam auteur, jaartal publicatie). Op een tweede A4-tje volgt een bronnenlijst waarin de volledige verwijzing staat.

Je kunt ze kopiëren en plakken uit deze lijst van artikelen waaruit je er twee kiest voor deze opdracht:
1. Attardo, S. (1990). The violation of Grice’s Maximes in jokes. Proceedings of the sixteenth annual meeting of the Berkeley Linguistics Society, 355-362.
21, zoek via Google Scholar
2. Faassen, E. (2004). Hoe werken de maximes van Grice op het web? Een experimenteel onderzoek naar de invloed van schendingen van het maxime van relevantie in persoonlijke en zakelijke websites. Tilburg: Universiteit van Tilburg, zoek via Google Scholar.
3. Hadi, A. (2013). A critical appraisal of Grice’s cooperative principle. Open Journal of Modern Linguistics, 3 (1), 69-72.
4. Horn, L. R. (2004). Implicature. In L. Horn & G. Ward (Red.) The handbook of pragmatics (3-28). Oxford, Verenigd Koninkrijk: Blackwell.
5. Sneijder, P. (2019). Samenwerken in gesprekken: de maximes van Grice.

Opdracht 3
Je hebt net geleerd over de maximes van Grice. Ook heb je voorbeelden gezien waarin de maximes geschonden werden. In deze opdracht kun je proberen deze maximes op echte situaties toe te passen.
a. Kijk maar naar dit filmpje. Wat gaat hier mis? En welke maxime wordt daarmee geschonden?
b. Ook in in dit geval wordt een maxime geschonden. Wat gaat er mis en welke maxime wordt er geschonden?

Opdracht 4
Inmiddels weet je dat gesprekspartners samenwerken om elkaar te kunnen begrijpen en dat hierbij onbewust de maximes van Grice aangehouden worden. Je hebt ook al wat voorbeelden gezien waarin een maxime geschonden werd. Nu is het aan jou de taak!
a. Bedenk vier voorbeelden waarbij in elk voorbeeld een andere maxime geschonden wordt. Schrijf deze op in je portfolio. Alles mag. Wees zo relevant en informatief mogelijk, maar vermijd onnodige langdradigheid en onwaarheden.
b. Bespreek in tweetallen jullie voorbeelden. Wanneer je opdracht 4.1 uitgevoerd hebt in tweetallen, kun je deze opdracht met twee tweetallen doen. Geef elkaar feedback! Beschrijf kort waar jullie het over gehad hebben. Liepen jullie of één van jullie ergens tegenaan? Was de ene maximes moeilijker dan de andere? Schrijf ook op met wie je dit gedaan hebt in verband met plagiaat.

Opdracht 5
Bij deze laatste opdracht van stap 2 kijk je naar de relevantie van de maximes. Waarom leerde je over de maximes van Grice? Wat kun je met deze kennis?

Maak een poster waarin je duidelijk naar voren laat komen wat de relevantie is van het gebruik van maximes in een door jou gekozen situatie. Gebruik de kennis en bronnen die je tot nu toe bent tegengekomen in zowel deze als in de vorige stap. Geef ook minimaal één voorbeeld waarin een maxime geschonden wordt, zodat het belang van de maximes duidelijk wordt. Je kunt denken aan het maken van een woordweb, waarbij je de situatie kort beschrijft in het midden en daaromheen redenen geeft voor het belang van het gebruik van maximes en voor voorbeelden waarin maximes geschonden worden. Je mag ook zelf tekenen en schrijven of via Word of een ander programma een andere vorm voor een poster maken.

Voorbeelden waar je over zou kunnen schrijven zijn:
− Het taalgebruik van een nieuwslezer tijdens een uitzending van het journaal.
− De uitleg van je docent over de toets die eraan komt (de docent heeft die toets zelf in elkaar gezet).
− Jouw woordkeus tijdens het overhalen van je ouders om je naar een concert te laten gaan.

Hulp-op-maat

Via de website van Scribbr is veel informatie te vinden over bronvermelding. Waarom moet je eigenlijk een bronvermelding toevoegen aan een zelf geschreven verslag?

Het is belangrijk om te noteren welke artikelen je gebruikt hebt bij het schrijven van een verslag, omdat je anders plagiaat pleegt. Er is sprake van plagiaat wanneer je informatie uit een artikel gebruikt en beschrijft in je eigen verslag, waardoor het lijkt alsof je deze informatie zelf bedacht of onderzocht hebt.1 Dit geldt voor het letterlijk kopiëren en plakken van stukken tekst, maar ook wanneer je in je eigen woorden beschrijft wat je in een artikel gelezen hebt, moet je naar dat artikel verwijzen. Kijk eventueel hier als je wat hulp wilt bij het formuleren van de maximes.

Misschien heb je al een profielwerkstuk geschreven en weet je hoe dit werkt. Het is dus nu al van belang dat je weet hoe je moet verwijzen naar gebruikte bronnen. Wanneer je naar het hbo of de universiteit gaat, komt dit ook vaak terug en worden er vaak zelfs programma’s gebruikt die checken hoeveel procent jouw inhoud op de inhoud van andere artikelen en bronnen lijkt om te kijken of je plagiaat pleegt. Er zijn verschillende referentiestijlen. Op de website van Scribbr wordt al beschreven dat de APA-stijl de meest bekende is en daarom ga je vandaag ook oefenen met het gebruiken van deze stijl in de bronvermelding.

In stap 2 heb je geleerd over de maximes van Grice en hoe men samenwerkt aan de hand van deze maximes om elkaar zo goed mogelijk te kunnen begrijpen. In de volgende stap ga je de maximes van Grice toepassen, zoals al even deed in opdracht 3 van deze stap 2.

Stap 3:

Bij deze derde stap staat de praktijk centraal. Je hebt al een heleboel geleerd over maximes, en in deze stap ga je deze kennis leren te koppelen aan zogenoemd ‘authentiek taalmateriaal’: taaluitingen van echte taalgebruikers van het Nederlands.

Opdrachten

Opdracht 1
bekijk de volgende strips en schrijf op welke maxime(s) van Grice hier geschonden wordt dan wel worden:



Opdracht 2
Ga naar de website taalvoutjes.nl. Zoek bij iedere maxime een bijpassend voutje. Verzamel je gevonden taalvoutjes in een word-document en geef bij ieder taalvoutje aan op welke manier de maxime geschonden wordt. Doe je dit met medeleerligen, kun je er een wedstrijdje van maken: wie vindt als eerste alle voorbeelden van schendingen van de vier maximes van Grice?

Opdracht 3
a. Welke maximes worden geschonden in de volgende moppen en waarom?
– ‘‘Twee magneten zitten in de kamer. Zegt de ene magneet tegen de andere: ‘Wat zou ik vandaag aantrekken?’’
– “In de wiskundeles ziet de juffrouw dat Jefke niet oplet. Ze roept en vraagt : “Wat is 2 en 4 en 28 en 44?” Jefke antwoordt onmiddellijk: “Canvas, BRT 1, RTL 4 en Eurosport!”

b. Nu ben jij aan de beurt: bedenk (samen met je klasgenoot) een mop waarin een maxime geschonden wordt. Schrijf ook een korte onderbouwing. Doe je dit met meerdere klasgenoten, kun je er weer een wedstrijd van maken: wie raadt als eerste welke maxime geschonden wordt? En wie wint de prijs voor grappigste mop?

Opdracht 4
In het populaire boek Taal is zeg maar echt mijn ding schrijft Paulien Cornelisse over grappige gesprekken en situaties die ontstaan wanneer mensen met elkaar communiceren. Kortom, over pragmatiek! Lees dit fragment uit haar boek, en beantwoord de volgende vragen:
a. Welk maxime staat in deze tekst centraal?
b. Leg uit waarom de vraag ‘Mag ik eerlijk zijn?’ taalkundig gezien onnodig is.
c. Welke twee pragmatische functies van ‘eerlijk’ beschrijft Paulien Cornelisse?
d. Waarom zegt Paulien Cornelisse ‘hoed je voor mensen die eerlijk zijn’?

Opdracht 5
Lees dit fragment uit haar boek en beantwoord deze vragen:
a. Welk maxime schendt de schuchtere vrouw? Onderbouw je antwoord.
b. Aan welk maxime houdt Paulien Cornelisse zich? Onderbouw je antwoord.
c. Waarom komt het maxime waaraan Paulien Cornelisse zich houdt in botsing met ‘aandoenlijk’ zijn?

Opdracht 6
In deze opdracht kan je kiezen uit twee opties:

Optie 1: je favoriete recept
Schrijf je favoriete recept uit en houd daarbij de maximes in je achterhoofd. Het recept van de lekkerste boterham met pindakaas zoals alleen jij hem kan maken, tot een heerlijk bord spaghetti bolognese. Doe alsof je het recept uitschrijft voor iemand die nog nooit in z’n leven ook maar één voet in de keuken gezet heeft, laat staan gekookt. Hoe preciezer, hoe beter dus!

Heb je het gevoel dat je de maximes aardig onder de knie hebt en kan je wel wat extra uitdaging gebruiken? Includeer dan ook de stappen die iemand moet zetten om de tafel te dekken voor jouw recept.

Wissel vervolgens je recept uit met je klasgenoot en evalueer elkaars instructies. Wees kritisch: is alles relevant, is niks dubbelzinnig, wordt er niet teveel en niet te weinig informatie gegeven?

Optie 2: schoenveters strikken
Schrijf de stappen op die iemand moet zetten om zijn schoenveters te strikken. Doe alsof je de instructie uitschrijft voor een buitenaards wezen; iemand die nog nooit een schoen heeft gezien, laat staan zijn veters heeft gestrikt. Hoe preciezer, hoe beter dus!
(optioneel) Heb je het gevoel dat je de maximes aardig onder de knie hebt en kan je wel wat extra uitdaging gebruiken? Includeer dan ook de stappen die iemand moet zetten om een dubbele knoop te maken, en die ook weer los te maken.

Wissel vervolgens je instructie uit met je klasgenoot en evalueer elkaars instructies. Wees kritisch: is alles relevant, is niks dubbelzinnig, wordt er niet teveel en niet te weinig informatie gegeven? Je kan er ook voor kiezen om elkaars instructies uit te voeren. Wie eindigt er met de best gestrikte veters? En wiens veters zitten volledig in de knoop? Overleg dit wel altijd met je docent.

Hulp-op-maat

Een mop bevat meestal een verrassingseffect. Neem eens een kijkje op deze website. Hier kan je de ingrediënten vinden die een goede mop bevat, evenals onderwerpen ter inspiratie!

In stap 3 ben je aan de slag gegaan met de maximes van Grice en allerlei verschillende situaties waarin deze naar voren komen. In de volgende stap ga je kijken naar belangrijke situaties waarin maximes worden geschonden en er miscommunicatie bestaat: de samenwerking tussen beide gespreksgenoten loopt dan spaak, en hoe komt dat?

Stap 4:

We herpakken nog eens het samenwerkingsprincipe, dat volgens Grice stelt dat mensen tijdens het voeren van een gesprek de volgende regel in acht nemen:

Make your contribution such as is required, at the stage at which it occurs, by the accepted purpose or direction of the talk exchange in which you are engaged.” (geciteerd via Wikipedia)

[vertaling: Lever uw bijdrage zoals vereist is, in het stadium waarin deze plaatsvindt en volgens het geaccepteerde doel of de richting van de gespreksuitwisseling waarin u betrokken bent.]

Dit principe stelt dat als mensen met elkaar willen communiceren, zij proberen samen te werken voor succesvolle communicatie. De maximes van Grice zijn onderdelen van het samenwerkingsprincipe.

Opdrachten

Opdracht 1
a. Wat zijn de drie ‘ingrediënten’ van het coöperatieprincipe dat in het citaat hierboven genoemd staat (je mag de vertaling gebruiken)? Leg uit in je eigen woorden.
b. Hoe denk je dan dat het kan dat twee (of meerdere) mensen elkaar alsnog soms niet begrijpen op het moment dat zij allebei succesvolle communicatie proberen te bereiken? Bedenk twee verschillende situaties waarin sprake is van miscommunicatie op basis van pragmatiek (één wanneer je de opdracht klassikaal behandelt). Kies situaties waarin twee mensen elkaar kunnen verstaan, maar er niet uit kunnen komen. Gebruik voorbeelden uit het dagelijks leven, uit eigen ervaring, uit ervaring van anderen, de politiek, vorige opdrachten, etc.
c. Worden maximes van Grice geschonden in jouw situaties? Zo ja, welke partij heeft een maxime geschonden? En zo nee, waarom niet? Denk bij je antwoord aan het citaat dat hierboven gegeven wordt. Ga iedere situatie na.
d. Bespreek met andere leerlingen je voorbeelden. Probeer trends te ontdekken in de voorbeelden. Kun je de verschillende oorzaken van miscommunicatie indelen in categorieën?

Voorbeelden van categorieën:

  • Niet-gedeelde kennis: de een weet niet alles wat de ander weet
  • Gebrekkige pragmatische informatie:
    – Intonatie
    − Interpretatie leestekens
  • Informatief of Verzoek?
  • Culturele verschillen
  • Leeftijdsverschillen
  • Ironie niet doorhebbe

n
Als je denkt dat jouw voorbeeld niet in een van deze categorieën past, bedenk dan zelf waarom er sprake was van miscommunicatie. Vaak kan een oorzaak ook in meerdere categorieën vallen!
d. Hoe zijn de situaties uiteindelijk opgelost? Ging dat makkelijk of moeilijk? Als er geen (goede) oplossing is geweest, kun je dan met de wetenschap die je nu hebt een respons bedenken die de miscommunicatie wel oplost of voorkomt?

Opdracht 2
Je hebt in de eerdere stappen uitbundig het onderscheid behandeld tussen semantiek (wat woorden betekenen) en pragmatiek (wat je met die woorden bedoelt). Soms is die scheiding echter niet zo duidelijk.

Lees het artikel ‘De taalkundige betekenis van woorden’ van Lotte Hogeweg.
a. Denk je dat de schrijver het eens is met de gekozen term voor de ‘taalkundige uitleg’ van overeenkomsten?
b. Leg in je eigen woorden uit wat compositionaliteit betekent.
c. Waarom is volgens de schrijver van het artikel niet voldoende om bij overeenkomsten alleen de letterlijke betekenis van woorden in beschouwing te nemen?

Opdracht 3
Als je een andere taal spreekt, is het soms niet genoeg om de letterlijke vertaling van ieder woord te kennen (de semantiek) en het grammaticale systeem (de syntax). Ook de pragmatiek verschilt per taal en cultuur.
Neem een ander land in gedachten en zoek op internet vormen van miscommunicatie die veroorzaakt zijn door culturele verschillen. Verzamel drie voorbeelden, leg uit wat men in dat land wel/niet zegt en wat mensen uit andere landen juist niet/wel zeggen. Hierbij kun je zoeken naar:

  • Taboewoorden
  • Metaforen
  • Gezegden
  • Beleefdheidswoorden
  • Fatische communicatie
  • Directe, maar foutieve vertaling in die situatie

Andere categorieën zijn ook goed, zo lang ze maar specifiek met taal te maken hebben! Dus:
Niet:

In Engeland is het onbeleefd om naar iemands inkomen te vragen, je mag in Saudi-Arabië niet openlijk complimenten geven op iemands eigendom.

(Dit zijn voorbeelden van sociale conventies die niet specifiek met taal te maken hebben, maar met de sociaal-culturele inhoud van die uiting. Je zou in dit voorbeeld bij wijze van spreken in het Chinees naar het inkomen van een Engelsman kunnen vragen en dan zou het alsnog onbeleefd zijn.)

Wel:
Russische sprekers van het Engels gebruiken soms het woord of course in het Engels op plaatsen waar Engelse sprekers yes zouden zeggen:

Leraar: Did he have any holidays while he was in Italy or did he just fight all the time?
Russische student: Of course, holiday
Leraar: Not of course, but he did have a short holiday, did he?

Opdracht 4
Als asielzoekers ons land binnenkomen met de hoop hier te verblijven, moeten zij bewijzen dat zij afkomstig zijn vanuit de plek waar zij beweren te komen. Dat is niet zo makkelijk. Paspoorten zijn het belangrijkste middel om dit te bereiken. Deze kunnen echter verloren raken in de reis tussen landen, weggegooid worden uit zelfbescherming, of afgepakt worden door mensensmokkelaars. Sommige landen delen zelfs helemaal geen paspoort uit aan burgers. Hoe kun je dan zien of iemand vlucht voor zijn leven, of vanwege andere redenen?

Hiervoor wordt een taalanalyse aangeboden aan asielzoekers: een interview met iemand uit de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de IND, waarin je kunt bewijzen dat je uit de plek komt waar je zegt vandaan te komen. De interviewer stelt vragen over de herkomst van de asielzoeker en over zijn/haar moedertaal. In dit interview is ook altijd een tolk aanwezig, omdat de asielzoeker het interview moet houden in zijn/haar moedertaal. De tolk vertaalt heen en weer tussen de interviewer en de asielzoeker. Soms spreekt echter de tolk niet precies dezelfde taal als de vluchteling, omdat er relatief weinig sprekers van zijn in Nederland. De tolk kan de moedertaal van de vluchteling wel verstaan natuurlijk. Het gesprek wordt opgenomen en later door een ‘taalanalist’ beoordeeld. Dit is vaak iemand die zelf de moedertaal spreekt.

De taalanalyse:

gaat ervanuit dat als iemand het grootste deel van zijn leven (vooral zijn jeugd) in een bepaald gebied heeft doorgebracht, verwacht mag worden dat hij ten minste één van de taalvarianten spreekt die in dit gebied gangbaar zijn

a. Bedenk je dat je in de schoenen staat van een (rechtmatige) asielzoeker en je gaat een taalanalyse afleggen. Wat kan er dan allemaal misgaan in de communicatie met de interviewer? Zoek of bedenk drie voorbeelden. Denk bijvoorbeeld aan de situatie tijdens het interview, maar ook hoe de taalanalyse werkt, of de achtergrond van de asielzoeker.
b. Geef een beschrijving van wat de taalanalyse voor een vluchteling inhoudt. Je kunt het bovenstaande document gebruiken, maar ook informatie van het internet zoeken. Denk hierbij aan beschrijvingen, of ervaringen van asielzoekers.

Opdracht 5
In het interview van de taalanalyse spreken de interviewer en de asielzoeker vaak niet dezelfde taal en moet er een tolk aanwezig zijn die alles vertaalt. Lees hier door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND), zie hier de hele tekst.

a. Hoe speelt het samenwerkingsprincipe een rol in het bovenstaande nieuwsartikel?
b. Vind jij dat tolken zo letterlijk mogelijk alles moeten vertalen, of juist een beetje mogen interpreteren, samenvatten en verhelderen als dat nodig is? Wat zijn de voor- en nadelen van zo letterlijk mogelijk vertalen? En wat zijn de voor- en nadelen van een meer ‘soepele’ vertaling? Welke voordelen en welke nadelen wegen zwaarder en waarom? Wat zijn de gevolgen voor de asielzoeker? Denk ook aan je eerdere antwoorden van deze stap over hoe miscommunicatie tot stand kan komen.

Hulp-op-maat

Bedenk dat verschillende mensen verschillend denken! Je kunt ieder ‘ingrediënt’ van je antwoord in 1a nemen en bedenken wat er gebeurt als dit niet gelijk is bij alle partijen. Je mag voorbeelden gebruiken! Je kunt ook naar de opdrachten in de eerdere stappen kijken je antwoorden hierop baseren.

Je hebt nu door dat miscommunicatie verschillende oorzaken kan hebben en dat pragmatiek hier een grote rol in kan spelen. Het kan voor een mens best wat moeite kosten om deze ‘onzichtbare’ regels die afhankelijk zijn van een bepaalde context altijd aan te houden. Sommige mensen kunnen hier ook meer moeite mee hebben dan anderen. In de volgende stap ga je kijken hoe het hebben van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) een rol kan spelen in het verwerken van pragmatische kennis.

Stap 5:

We bekijken eerst waarom mensen gediagnosticeerd met ASS (Autisme Spectrum Stoornis) problemen ondervinden op het vlak van pragmatiek. Vervolgens ga je je tot dan toe opgedane kennis toepassen door zelf een interview voor te bereiden, om zo zelf meer te weten te komen over de link tussen autisme en taal.

Opdrachten

Opdracht 1
Lees via deze link naar een webartikel van Autisme Centraal meer over wat autisme inhoudt. Beantwoordt daarna vragen 1 en 2 in ongeveer 200 woorden in totaal.
a. Wat was nieuw voor je?
b. Waarom past autisme volgens jou binnen de verkenning Pragmatiek?

Opdracht 2
Bekijk nu deze link naar een publicatie van Nemo Kennislink en geef antwoord op de volgende vragen:
a. In het webartikel wordt uitgelegd waarom taal voor mensen met autisme soms lastig blijkt te zijn. Leg in eigen woorden uit welke aspecten voor taal voor problemen kunnen zorgen bij mensen met autisme. Noem minstens 3 aspecten.
b. Leg aan de hand van de termen semantiek en pragmatiek uit wat er gebeurt bij het voorbeeld dat gegeven wordt in het artikel over de opmerking ‘Ik heb het koud’. Gebruik het begrip ‘context’ in je antwoord. Beschrijf dit in circa 100-200 woorden.
c. Welk(e) maxime(s) zorgt/zorgen ervoor dat iemand met autisme na een opmerking als ‘Ik heb het koud’ niet begrijpt dat het eigenlijk een verzoek is om het raam dicht te doen? Hoe kan dit beter? Beschrijf dit in circa 100-200 woorden.

Opdracht 3
Tijd om alle kennis toe te passen in een wat groter onderzoek dat je kunt uitvoeren met iemand die gediagnosticeerd is met een Autisme Spectrum Stoornis. Je gaat deze persoon vragen of je een interview met haar/hem/hen mag houden. Bereid een aantal vragen voor bij deze persoon die naar de ervaringen vragen over de relatie van taalgebruik en hun diagnose.

Het onderzoek uit het artikel hierboven spreekt over ‘gemiddeld’, maar niemand is natuurlijk ‘gemiddeld’. Gebruik de informatie van de kennislink als uitgangspunt, maar zorg dus dat de ervaringen van het geïnterviewde individu het belangrijkste zijn.
− Stel je open op. Het is niet de bedoeling dat je vraagt of de kennis die je al hebt ook van toepassing is op die persoon. Het is de bedoeling om meer te weten te komen over hoe hun ervaring is met taal en taalgebruik.
− Probeer geen vragen te stellen die met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden zijn, maar juist open vragen die beginnen met ‘wat’, ‘hoe’, ‘wie’, ‘wanneer’, etc. Probeer vragen te verzinnen die je zelf beantwoord zou willen zien.
− Het liefst interview je in persoon met iemand, maar als het echt niet anders kan zou het ook schriftelijk kunnen.
− Bedenk 3 goede vragen voor je het interview houdt: overleg ze met de docent en vraag naar feedback.
– Je mag eerst meer inleidende vragen stellen, waarna je een meer specifieke vervolgvraag hebt. Deze tellen dan als één vraag.

Hoe kun je iemand vinden die de diagnose ASS heeft?
− Iemand uit je omgeving
− Sociale media (facebookgroepen, internetfora)

Heb jij zelf de diagnose ASS? Dan ben je waarschijnlijk al (deels) bekend met deze informatie. Je hebt dan twee opties:
− Schrijf jouw eigen ervaringen op met taalgebruik en relateer deze aan de informatie in de Kennislink. Ervaar jij precies hoe dat beschreven wordt of is het voor jou anders? Wat vind je daar van?
− Laat jezelf interviewen door een groepsgenootje. Je groepsgenootje bedenkt dan de vragen en jullie verwerken samen het interview.

Hoe sla je het interview op?
− Je kunt het opnemen, op audio of video, zodat je het later thuis kan terugluisteren. De persoon die je interviewt moet je hier vooraf duidelijk toestemming om vragen. Ook zal je de opname alleen voor deze opdracht gebruiken, respectvol behandelen (niet delen of aan vrienden laten horen) en wissen nadat je deze hebt ingeleverd. Bedenk je dat de gegevens van deze persoon hier in staan en misbruikt kunnen worden.
− Willen jij of de persoon die je interviewt liever niet opnemen? Je kunt ook notities maken met pen en papier of met je laptop.
− Zorg er dan wel voor dat je direct na het interview opschrijft wat je gehoord hebt allemaal
− Verwerk in ieder geval dezelfde dag nog de antwoorden op je vragen. Als je dit niet doet, zul je de meer subtiele nuances vergeten.
Weet je toch nog niemand te vinden? Zoek dan naar ervaringen van mensen die antwoord kunnen geven op de door jou opgestelde vragen.
− Denk hierbij aan Facebookgroepen, internetfora, Youtube-filmpjes, Reddit-subs, etc.
− Sla de tekst (en de URL) op zodat je het kan terugvinden

LET OP: Je gaat hier een persoon interviewen met gevoelens én met het recht op anonimiteit. Je interview is puur bedoeld om naar de ervaringen van die persoon specifiek te vragen. Maak duidelijk dat deze persoon is niet verplicht om door jou geïnterviewd te worden en op ieder moment het interview mag stoppen als deze niet meer wil antwoorden. Ook mag deze persoon vragen om delen weg te laten uit het uiteindelijke product, zowel voor, tijdens, als na het interview zelf. Zorg er ook voor dat persoonlijke details die naar de identiteit van deze persoon kunnen leiden worden weggelaten. Laat eerst je voorbereide vragen zien aan de docent voordat je het interview houdt en laat deze de vragen goedkeuren. Ook stuur je voordat je je opdracht inlevert eerst nog een kopie van het interview naar de geïnterviewde. Deze moet eerst goedkeuring geven dat je zijn/haar antwoorden hebt geïnterpreteerd zoals deze bedoelde.
Verwerk het interview door deze in de context te plaatsen van de informatie uit Kennislink. Klopt de informatie die in dat artikel staat voor deze persoon? (Hoe) uit zich dat in het dagelijks leven? (Hoe) verschilt deze persoon van iemand zonder autisme spectrum stoornis op het gebied van taal? Zijn er nog andere belangrijke details? Probeer trends te ontdekken en deze te beargumenteren met voorbeelden uit het interview.

Opdracht 4
In de verkenning Pragmatiek heb je onder andere geleerd wat het verschil is tussen een semantische en een pragmatische betekenis, hoe een gemeenschappelijk doel in een gesprek bereikt kan worden en wat de Maximes van Grice zijn en op welke manier deze geschonden kunnen worden in een gesprek. Daarnaast ben je bekend geraakt met vormen van miscommunicatie en weet je wat voor pragmatische problemen zich voor kunnen doen bij personen met autisme. In de volgende opdracht wordt van je verlangd dat je de opgedane kennis inzetten bij een analyseopdracht.

In deze laatste afsluitende opdracht heb je keuze uit vier filmpjes waarin zich problemen voordoen op pragmatisch gebied. Het is de bedoeling dat je één filmpje uitkiest en daar een uitgebreide pragmatische analyse van maakt. Het eerste deel van de analyse moet de onderstaande punten bevatten, die elk in een aparte alinea behandeld moeten worden. Het kan dat niet al deze punten in het door jou gekozen filmpje een rol spelen of voor problemen zorgen. Beschrijf in dat geval op wat er juist goed gaat. Zorg ervoor dat je elk punt goed onderbouwd: waarom vind jij dat een bepaald punt op pragmatisch gebied problematisch is? Gebruik hiervoor literatuur en inzichten die je in deze verkenning hebt gekregen.

Verwerk in deel één van de analyse de volgende punten:
– Een korte beschrijving van het filmpje: wie, wat, waar, waarover, etc.
– Het verband tussen het filmpje en pragmatiek
– Semantiek vs. pragmatiek: letterlijke betekenis/contextafhankelijke betekenis
– Het coöperatieprincipe
– Maximes van Grice
– Miscommunicatie

In het tweede deel van de analyse ga je oplossingen bedenken voor de pragmatische problemen die je in deel één van de analyse hebt gevonden. Hoe hadden deze problemen voorkomen kunnen worden of hoe kunnen ze opgelost worden? Wat zijn de voor- of nadelen van deze oplossingen? Welke oplossing verdient jouw voorkeur en waarom? Herschrijf het filmpje zodanig dat er zich geen problemen meer kunnen voordoen op pragmatisch vlak.

De complete analyse moet circa 500-1500 woorden omvatten. Zorg ervoor dat je aan het eind van je analyse een bronvermelding (in APA-stijl) toevoegt.

Analysemateriaal:
1. Een interview tussen actrice Mila Kunis en interviewer Chris Stark (alleen van 0:00 t/m 1:07)
2. Een debat tussen Nico Geurts (CDA) en Thierry Baudet (FvD).
3. Een fragment uit het programma ‘Tussen kunst en kitsch’
4. Een fragment uit het programma ‘Bonje met de buren’

Wat leuk dat je de opdrachten uit deze verkenning gemaakt hebt! Er is veel informatie naar voren gekomen over pragmatiek. Zo weet je nu wat semantiek en pragmatiek is en waarin deze twee taalkundige gebieden van elkaar verschillen. Ook weet je dat in elke vorm van communicatie maximes gebruikt worden om er samen voor te zorgen dat gesprekspartners elkaar begrijpen. Wanneer dit niet gebeurt, begrijp je dat er miscommunicatie kan ontstaan. Ook kun je vertellen over pragmatiek en autisme en heb je een mening gevormd over onder andere de taalanalyse bij vluchtelingen. Deze verkenning heeft je niet alleen meer kennis gebracht, maar heeft je ook een vaardiger onderzoeker gemaakt. Zo heb je geoefend met meerdere werkvormen die ook terug zullen komen in je vervolgopleiding, zoals een posterpresentatie en een betoog. Daarnaast heb je geoefend met een bronnenlijst, wat een vaardigheid is die je ook zeker zult moeten inzetten in je vervolgopleiding.

Wil je meer weten over de pragmatiek? Je kunt natuurlijk alle bronnen nagaan die in deze verkenning genoemd zijn. Je zou ook kunnen kijken op de website van Profielwerkstuk Taalkunde voor informatie over sociale taalvariatie, als je interesse hebt om je profielwerkstuk over pragmatiek te doen.

Meer lezen?

Bronnen gebruikte afbeeldingen:

Dol, R. (2017). Schiet op Griekenland [Foto]. Geraadpleegd van http://roelanddol.nl/helderetag/taalvoutjes Le mom and Le me. (2016). [Foto]. Geraadpleegd van https://me.me/i/1e-me-1e-mom-did-you-water-the-plants-yes-3cc4d7f21e1a4e50b9ee634a0d97452a

Moors, R. (z.d.). Ruud Moors woorden, zinnen en verhalen: aflevering 3 [Illustratie]. Geraadpleegd van https://www.moorsmagazine.com/wp-content/uploads/2019/10/ruudswoordkop-1.jpg

Reid, J., Geleijnse, B., & van Tol, J. M. (z.d.). Fokke en Sukke hebben een probleem [Illustratie]. Geraadpleegd van https://www.flickr.com/photos/patrickburggraaf/11907092975

Roozen, H. (2016). Dirkjan [Illustratie]. Geraadpleegd van https://dirkjan.nl/cartoon/20160107_2597897336/

Stöcker, E. (2014). Zugbegleiter Berlin-Warschau-Express [Foto]. Geraadpleegd van https://railfreak.de/wp-content/uploads/2014/05/zugbegleiter-berlin-warschau-express.jpg

Ype. (2016). Waaaah! Ironie is overal! [Foto]. Geraadpleegd van https://fotostrips.nl/strip/1101

Moppen Kidsweek. (2018, 6 november). Magneten. Geraadpleegd van https://www.kidsweek.nl/te-beoordelen-mop-1221

Moppen – Overheid: School – Leraars. (z.d.). Geraadpleegd op 6 mei 2020, van https://www.lachjekrom.com/moppen/moppen-1825-School___Leraars.php

Spellen Megableu (2018). Geen Ja geen Nee, https://www.megableu.com/regles-jeu/geen-ja-geen-nee-minispel.pdf.